Iedereen lacht, maar: waarom we juist meer Dick Schoofs nodig hebben

Het experiment-Schoof verdient herhaling. Elke tijd kent zijn eigen type premier. En over Dick Schoof wordt dan lacherig gedaan, maar in het huidige gepolariseerde klimaat is een partijloze premier zo gek nog niet. Politiek verslaggever Hans van Soest schrijft wekelijks over Haagse zaken die ons allemaal aangaan.
In Den Haag wordt vaak schamper gedaan over premier Dick Schoof. Hij is geen partijleider, hij werd niet gekozen door de kiezer en hij mist de charisma van eerdere premiers. Toch zou juist hij goed passen bij deze tijd.
Nederland bevindt zich in een politiek landschap dat versnipperd, gepolariseerd en instabiel is. Het vertrouwen in partijen en politici is laag. Waar vroeger premiers als vanzelfsprekend voortkwamen uit de grootste fractie, is dat model steeds moeilijker houdbaar.
Een premier zonder partij
Schoof staat los van electorale belangen. Hij hoeft geen rekening te houden met achterban of campagne, en kan zich volledig richten op bestuur en bemiddeling. In een tijd waarin partijen lijnrecht tegenover elkaar staan, kan dat een kracht zijn.
Maar ook kwetsbaar
Tegenover dat voordeel staat kwetsbaarheid. Zonder partij achter zich moet een premier voortdurend draagvlak zoeken in de Kamer. Hij kan niet leunen op een vaste meerderheid, en zijn gezag staat sneller onder druk.
Een experiment dat bij de tijd past
Toch verdient het “experiment-Schoof” serieuze aandacht. Het zou wel eens kunnen aansluiten bij een bredere ontwikkeling: weg van klassieke partijpolitiek, richting bestuurders die boven de partijen staan en zich concentreren op stabiliteit.
De lach om Schoof is begrijpelijk. Maar misschien zegt die lach meer over ons verwachtingspatroon dan over zijn rol. In een tijdperk van polarisatie en wantrouwen kan een premier die neutraal en verbindend optreedt, juist precies zijn wat Nederland nodig heeft.